LEIDEN – De bekerplant. Misschien wel de meest bijzondere groene carnivoor wordt voor het eerst beschreven door de Franse koloniale gouverneur Étienne de Flacourt (1607-1660), in zijn Histoire de la Grande Isle de Madagascar (1658). Wat deze plant zo bijzonder maakt, zijn de bekervormige vergroeiingen aan de uiteindes van de bladeren.

De Bekerplant

Door Norbert Peeters
Hortus botanicus Leiden

Deze uiteindes vormen geen bladtop maar lopen als een rank omlaag die langzaam opzwelt tot een kunstig vormgegeven schenkkan, voorzien van een smalle hals en een omhoogstaand deksel. Dat niet alleen, de kannen zijn vaak versierd met de fraaiste kleuren. Vanwege deze vaak felle kleuren ziet De Flacourt ze aan voor bloemen of holle vruchten.



Kannetjes
Het is Rumphius die hem verbetert. In zijn Kruidboek neemt hij een uitvoerige beschrijving van de zogeheten kannekes kruyd (Cantherifera) op. Terecht schrijft Rumphius dat je ten aanzien van de kannetjes niet kunt spreken van vruchten of bloemen, maar slechts van de uitgroei van een blad. Met wat meer geduld had Flacourt gezien dat de plant ook een bloementros en vruchten vormt.

tentoonstelling vleesetende planten

 

 

In de wouden van Zuidoost Azië tref je de bekerplant Nepenthes in diverse soorten en variëteiten, soms laag kruipend op de grond, soms hoog naar boven klimmend. Rumphius schrijft dat deze plant ‘onder de raarste dingen van Indiën geteld word’. Zowel van binnen als van buiten lijkt het kannetje prachtig beschilderd met purperrode strepen, ‘yzer-roestige plekken’ en ‘diergelyke lynen’. Als de kan is gesloten, is zij gevuld met ‘klaar en zoet water’. Zodra het deksel opengaat, verdampt een deel van het vocht, maar niet geheel. De bekerplant zorgt dat het kannetje gevuld blijft met vocht. Maar waarom blijft een raadsel voor Rumphius.

 

Drinken
Hoewel de functie van de kannetjes in nevelen gehuld blijft, dient het wel als dorstlesser voor menig ontdekkingsreiziger. Zo schrijft Alfred Russel Wallace (1823-1913) in zijn reisdagboek The Malay Archipelago: ‘We hadden gehoord dat we op padang batu (rotsveld) water zouden vinden, maar dorstig als we waren, zochten we vergeefs. Uiteindelijk vonden we ons heil bij de bekerplanten, hoewel het water in de bekers (ongeveer een kwart liter per exemplaar) vol insecten zat en er overigens ook niet erg aantrekkelijk uitzag. Maar toen we het proefden bleek het smakelijk, en we lesten allemaal onze dorst uit deze natuurlijke kruiken.’
Recenter bekende ook de Leidse bioloog Menno Schilthuizen (1965) in zijn boek Waarom zijn er zoveel soorten? (2016) dat hij tijdens zijn verblijf in Borneo een kruikje soldaat heeft gemaakt.

 

moerastuintjes zijn muggeneters

 

Hortus botanicus Leiden
Rapenburg 73
2311 GJ Leiden

 




Vergulde kruik: de bekerplant

Carnivoren met bekers als maag
Het is Charles Darwin (1809-1882) die vermoedt dat de Nepenthes bekerplanten carnivoren zijn. Om de eetgewoontes van deze bekerplanten onder de loep te nemen, schakelt hij de hulp in van zijn vriend en beroemde botanicus Joseph Hooker (1817-1911). Op Darwins aanraden voedt hij de bekerplant met stukken kraakbeen.
In augustus 1874 schrijft Hooker aan Darwin dat de Nepenthes een geweldige eetlust heeft. Binnen tien dagen is er geen spoor meer te bekennen van het voedsel. De bevindingen van Hooker en Thiselton-Dyer komen precies op tijd, zodat Darwin een korte verwijzing over kan nemen in zijn studie Insectivorous Plants (1875). De bekers doen dienst als maag: zij beschikken over een vermogen om prooien te verteren, om zo mineralen te verkrijgen die onontbeerlijk zijn voor groei en bloei.

Hoewel Rumphius geen weet heeft van de eetgewoonte van de bekerplant, doet hij wel een andere bijzondere observatie. Hoewel hij ziet dat veel insecten een verdrinkingsdood tegemoet gaan, ontdekt hij in de beker ‘een zeker kleen Garneeltje, ’t welk men zomtyds daar in vind, en woont’. Het licht viscose vocht vormt niet voor alle levensvormen een poel des verderfs.

 

Blinde ziener
Sommige organismen, zoals Rumphius’ zoetwaterkreeftje, zwemmen ongedeerd rond in de spijsverteringsappen en helpen de Nepenthes in de afbraak van prooidieren. Zodra de bekers opengaan bevatten zij al snel een microkosmos aan leven. Een dergelijk ecosysteem wordt een ‘fytotelmata’ genoemd, samengesteld uit de Griekse woorden fyton, dat ‘plant’ betekent, en telma, dat ‘stilstaand water’ betekent. Helaas is Rumphius’ observatie vergeten. In 1987 beweren twee zoölogen dat zij voor het eerst een kreeftachtige hebben geobserveerd in een Nepenthes beker. Gelukkig wordt deze vergissing in 2004 rechtgezet door Rumphius’ pleitbezorger Monty Beekman (1939-2008) en krijgt de blinde ziener van Ambon de eer die hem toekomt.



Georg Everhard Rumphius (1627-1702) was een Duits militair, architect, geograaf en koopman. Hij geniet vooral faam voor zijn werk als botanicus faam. Hij verbleef 49 jaar op Ambon en is de auteur van Het Amboinsche kruidboek.

norbert peeters

 

Norbert Peeters is filosoof, archeoloog en schrijver. In 2016 werd zijn boek Botanische Revolutie, de plantenleer van Darwin genomineerd voor de Jan Wolkers-prijs.

GroenVandaag en Hortus botanicus Leiden hebben in 2017 een exclusieve samenwerking. Hortus Leiden zal een vaste rubriek op GroenVandaag verzorgen, waarin wetenswaardigheden over bloemen & planten uit Azië centraal staan. Dit in het kader van de tentoonstelling die dit jaar in Hortus botanicus Leiden te zien is. De vergulde kruik is de twaalfde aflevering.Lees alle artikelen over de kroonjuwelen uit Azië.

Foto’s: Hortus botanicus Leiden.