LEIDEN – De mierenplant. Sommige schepsels die Rumphius aantreft in de wouden van de Molukse archipel stellen zijn geloof op de proef. Zo danken wij aan hem de eerste beschrijving van een ‘wonderlyk schepzel der natuur’: het levende mierennest (thans Hydnophytum formicarium en Myrmecodia tuberosa genoemd).
De Mierenplant
Door Norbert Peeters
Hortus botanicus Leiden
Op het eerste oog lijkt dit een doodnormale knolvormige plant. Rumphius vergelijkt de plant met een maretak, aangezien beiden enkel groeien op de takken en stammen van regenwoudreuzen (een zogenaamde ‘epifyt’). Wat maakt dit wezen tot een wonderlijk schepsel?
Welnu, volgens Rumphius komt deze plant in tegenstelling tot de maretak zonder vader en moeder ter wereld. Een maretak groeit uit een kleverig zaadje dat op een tak is uitgepoept door een vogel. Dat geldt volgens Rumphius niet voor het levende mierennest. Hij is overtuigd dat deze plant voortkomt uit de ‘zubstantie van een Mierennest’ via een wonderlijke transformatie.
Spontane verandering
De gedachte dat een plant ontstaat uit een spontane verandering van dode naar levende materie werkt vandaag de dag vooral op onze lachspieren. Toch is Rumphius’ gedachtegang niet zo vergezocht als je een dwarsdoorsnede van de knol bekijkt.
Klief je de knol doormidden met een klewang, dan zie je een indrukwekkend labyrint van kronkelgangen en duistere kamers, die het onderkomen bieden aan een mierenkolonie. Omdat de plant de gedaante aanneemt van een vegetatief formicarium (mierenwoning) rekent Rumphius het schepsel niet volledig tot het plantenrijk. De levende mierenplant is volgens hem een zoöfiet.
Het woord ‘zoöfiet’ is een oxymoron, samengesteld uit de Griekse woorden zoön, dat ‘dier’ betekent, en phuton, dat ‘plant’ betekent. Rumphius onderscheidt twee soorten levende mierennesten. Het uiterlijke verschil tussen deze twee planten hangt volgens hem samen met de aard van de knolbewoner. De ene plant ontspruit slechts uit mierennesten van de zwarte mier, terwijl de andere enkel groeit op de nestplaats van een rode mierensoort.
Uit zaad ontkiemt
Inmiddels worden deze levende mierennesten wel degelijk tot het plantenrijk gerekend en blijken zij evenals andere bloemplanten uit zaden te ontkiemen. Dat maakt de planten echter niet minder bijzonder. De mierenplant en haar bewoners bieden samen een prachtig voorbeeld van een symbiotische relatie. In het oerwoud is het vinden van een veilige haven bittere noodzaak. De mierenplant biedt een perfect onderkomen, hoog in de kruinen van het oerwoud.
Hoewel de plant geen kost en inwoning vraagt, bieden de bewoners de nodige beveiliging. De mieren treden op als bodyguards om belagers op afstand te houden. Dit ondervindt Rumphius aan den lijve als hij tracht een mierenplant van een boom te plukken. Aan zijn lezers geeft hij de gouden tip mee om het levende nest onder te dompelen in een rivier tot de meeste mieren zijn verdronken. Doe je dit niet dan, vallen de mieren, ‘welke klein dog zeer brandig zyn’, aan.
Symbiose
De wederkerige relatie tussen de mieren en plant gaat nog verder. Omdat deze planten aan stammen en takken groeien, kunnen zij met hun wortels geen mineralen uit de bodem halen die nodig zijn voor groei en bloei. Ook hiervoor heeft de natuur een prachtige oplossing gevonden. Bij een dwarsdoorsnede van de knol van de Hydnophytum- en Myrmecodia-soorten kun je twee verschillende soorten kamers onderscheiden. Sommige kamers zijn voorzien van gladde wanden terwijl andere kamers ruwe wanden hebben.
De eerstgenoemde zijn bestemd als broedkamers voor mierenlarven. Maar de laatstgenoemde hebben een nog opmerkelijkere functie. De mieren benutten deze kamers als mestvaalt voor de overblijfselen van prooidieren, dode mieren en uitwerpselen. De wanden van deze kamers zijn bezet met speciale lensvormige wratten (tuberkels) die de voedingsstoffen opnemen. Een knap staaltje recycling dat in vakjargon myrmecotrofie heet, afgeleid van de Griekse woorden myrmex dat ‘mier’ betekent en trofe dat ‘voeding’ betekent. Dankzij de bijzondere symbiose met mieren kunnen de planten de meest schrale plekken van het regenwoud bevolken.
Georg Everhard Rumphius (1627-1702) was een Duits militair, architect, geograaf en koopman. Hij geniet vooral faam voor zijn werk als botanicus faam. Hij verbleef 49 jaar op Ambon en is de auteur van Het Amboinsche kruidboek.
Norbert Peeters is filosoof, archeoloog en schrijver. In 2016 werd zijn boek Botanische Revolutie, de plantenleer van Darwin genomineerd voor de Jan Wolkers-prijs.
GroenVandaag en Hortus botanicus Leiden hebben in 2017 een exclusieve samenwerking. Hortus Leiden zal een vaste rubriek op GroenVandaag verzorgen, waarin wetenswaardigheden over bloemen & planten uit Azië centraal staan. Dit in het kader van de tentoonstelling die dit jaar in Hortus botanicus Leiden te zien is. Het plantaardig paleis is de veertiende aflevering. Lees hier alle artikelen uit de reeks Kroonjuwelen uit Azië.
Foto’s: Hortus botanicus Leiden.