LEIDEN – Het is een vreemde gewaarwording dat op vrijwel elke vensterbank een orchidee, kroonjuweel van de Indische flora, staat. En dan te bedenken dat Rumphius de eerste westerling is die diep in de dichte regenwouden van Indonesië deze bijzondere soort ontdekt. Tegenwoordig geniet de vlinder- of maanorchidee (Phalaenopsis amabilis) wereldfaam als populairste kamerplant.
Orchidee
Door Norbert Peeters
Hortus botanicus Leiden
Dit ivoren juweel is zelfs uitgeroepen tot één van de drie nationale bloemen van Indonesië. Overigens is Rumphius niet verantwoordelijk voor de Latijnse naam Phalaenopsis amabilis, maar noemt hij de soort Angraecum album majus of ‘vliegende Duive’ in het Nederlands.
Java
De hedendaagse naam danken wij aan de Duitse botanicus Karl Ludwig Blume die in 1825 de orchidee herontdekt. Als tweede directeur van de toenmalige Botanische Tuin van Buitenzorg (thans bekend als Kebun Raya Bogor) op Java onderneemt hij in dat jaar een expeditie op zoek naar nieuwe plantensoorten. Als Blume tijdens een wandeling door het achterland van Java vanuit zijn ooghoek een zwerm witte nachtvlinders ziet zweven, houdt hij pas op de plaats.
Maar wanneer hij goed kijkt blijkt het echter te gaan om een tros bloemen van een epifytische orchidee (een orchidee die op de takken en stammen van bomen groeit). De geslachtsnaam memoreert Blumes vergissing. Het woord phalaenopsis is een samenvoegsel van de Griekse woorden phalaina, dat ‘nachtvlinder’ betekent, en opsis, dat ‘gelijkend’ betekent.
30.000 soorten
Hoe weten we eigenlijk dat de orchidee die Rumphius in 1653 ontdekt dezelfde soort is die later door Blume wordt herontdekt? Wereldwijd telt de orchideeënfamilie zo’n dertigduizend soorten, waarvan er maar liefst vijfduizend groeien op de Indische archipel.
Hoewel Rumphius met recht de vader van de Indische orchideeënbiologie wordt genoemd, bespreekt hij maar zesendertig soorten. Toch is het vrij zeker dat Blume een exemplaar van dezelfde soort ontdekt. Dit heeft alles te maken met Rumphius’ gedetailleerde en beeldende botanische beschrijving.
Kruidboek
In zijn Kruidboek lezen wij hoe deze ‘reukloze’ orchideebloem bestaat uit vijf spierwitte bladeren, waarvan de twee zijwaarts staande bloemdekbladen het grootst zijn. De onderlip van de orchidee lijkt op een samensmelting van drie bladen. Twee buigen zich tot een cirkel en nemen zo de vorm aan van een ‘Zeehoorn’ of ‘Schoenke’ dat van binnen ‘geel en purper geschildert’ is. Het derde blad loopt uit in ‘twee lange baarden’ die omhoog krullen als een ‘knevel’ (snor).
Ook bestudeert Rumphius de stempelzuil in het midden van de bloem. Dit ‘witte heuveltje’ lijkt dankzij de twee ‘gele korrels’ die vlak onder de oppervlakte liggen op het ‘hoofd van een Sprinkhaan’. Hoewel hij deze korrels niet herkent als stuifmeelklompjes (pollinia), is zijn beschrijving zeer accuraat.
Hoewel Rumphius niet weet dat de bestuiver van deze orchidee een grote houtbij (Xylocopa) is, geeft hij een treffende omschrijving van het resultaat van kruisbestuiving. De vrucht van de orchidee is ‘drie duimen lang, en een vinger dik, met zes uitstekende ribben’. De zaden beschrijft hij als ‘bleek-geel meel’ waarvan de korrels uit de vrucht vallen wanneer die opensplijt.
Vlinderorchidee
Kort na Blumes herontdekking begint de vlinderorchidee aan zijn opmars in West-Europa. Zo beschrijft hij hoe er in 1844 op een tentoonstelling in Londen maar liefst honderd pond wordt neergelegd voor één exemplaar (tegenwoordige waarde van ca. vijfduizend euro). Een belangrijke oorzaak voor de aanhoudende populariteit van deze kamerplant is het gemak van verzorging.
Voor veel orchideeën moet een kweker allerlei strapatsen uithalen om de natuurlijk habitat van de soort zo dicht mogelijk te benaderen. Denk hierbij aan water, standplaats, luchtvochtigheid, samenstelling van de bodem en de juiste combinatie mineralen. De vlinderorchidee voelt zich echter prima op zijn gemak in droge, centraal verwarmde huiskamers en siert maandenlang onze vensters. Gelukkig zijn ze vandaag de dag een stuk goedkoper en kun je al voor een paar euro de trotse bezitter zijn van deze bijzondere ivoren vlinderbloem.
Georg Everhard Rumphius (1627-1702) was een Duits militair, architect, geograaf en koopman. Hij geniet vooral faam voor zijn werk als botanicus faam. Hij verbleef 49 jaar op Ambon en is de auteur van Het Amboinsche kruidboek.
Norbert Peeters is filosoof, archeoloog en schrijver. In 2016 werd zijn boek Botanische Revolutie, de plantenleer van Darwin genomineerd voor de Jan Wolkers-prijs.
GroenVandaag en Hortus botanicus Leiden hebben in 2017 een exclusieve samenwerking. Hortus Leiden zal een vaste rubriek op GroenVandaag verzorgen, waarin wetenswaardigheden over bloemen & planten uit Azië centraal staan. Dit in het kader van de tentoonstelling die dit jaar in Hortus botanicus Leiden te zien is. De ivoren vlinder is de elfde aflevering.Lees alle artikelen op GroenVandaag over kroonjuwelen uit Azië.
Foto’s: Hortus botanicus Leiden.