LEIDEN – Als je in een ambachtelijke bui wat nootmuskaat raspt over je maaltijd is het moeilijk voor te stellen dat deze muskaatnoot eeuwenlang de twistappel was tussen koloniale machten. Als Georgius Eberhardus Rumphius (1627-1702) aankomt in Batavia in 1650, ontvangt hij nieuws over een opstand die is uitgebroken in de Molukken. Admiraal Arnold de Vlamingh van Outshoorn (1618-1662) krijgt van de VOC de taak om de opstand neer te slaan en het handelsmonopolie op de lucratieve nootmuskaathandel veilig te stellen.
Nootmuskaat
Kruidboek
Als Van Outshoorn in oktober 1653 aanmeert in Batavia voor versterking voegt Rumphius zich bij zijn troepen. Over zijn aandeel in de Grote Ambonse Oorlog (1651-1659) heeft Rumphius zich nooit uitgelaten. Wel is bekend dat Rumphius vrij vlug een positie buiten het strijdgewoel betrekt.
In zijn Amboinsche Kruidboek prijst hij de muskaatboom als één van de fraaiste sieraden van de Indische flora. Maar hoe bekoorlijk dit groene kroonjuweel ook is, zijn muskaatnoten blijken ingelegde bloeddiamanten.
Door Norbert Peeters
Hortus botanicus Leiden
Muskaatboom
Van de verschillende soorten uit de muskaat-familie (Myristica) die voorkomen op de Indische archipel, is de Molukse muskaatboom (Myristica fragans) het voornaamste economische gewas. Voordat Rumphius zich voorgoed vestigt op het eiland Ambon, besluit de VOC de nootmuskaatteelt te beperken tot de Banda-eilanden in de Zuid-Molukken. Muskaatbomen op andere Molukse eilanden en op Sulawesi werden gerooid en plantages werden in de as gelegd.
Door de specerijenkweek tot een kleine groep vulkanische eilanden te beperken, kon de VOC het handelsmonopolie bewaken. Hierdoor bepaalden zij het aanbod en konden zij de prijs hoog houden. Kweek van muskaatbomen was alleen toegestaan op de daarvoor aangewezen perken, waar slaven te werk werden gesteld onder het toeziend oog van zogeheten perkeniers.
Muskaatnoot
De muskaatboom lijkt volgens Rumphius op een kruising tussen een perzik- en perenboom. Zowel de bladvorm als de boom in zijn geheel komt overeen met de perenboom. Maar de vruchten hebben meer weg van perziken. De daadwerkelijke bloeddiamanten tonen zich pas als de nootmuskaat-vruchten rijp zijn en de bolsters open barsten. Dan zie je een donkerbruine noot gedrapeerd met een zaadmantel of ‘Karmozyn-roode Foelie’, aldus Rumphius.
Met een mes verwijdert men zorgvuldig de foelie om die daarna in de zon te laten drogen (foelie wordt vooral gebruikt bij stoofvlees of in de soep). De muskaatnoten legt men gedurende acht weken op een rookzolder waar ze dankzij een smeulend houtvuur drogen. Daarna worden de schillen verwijderd en de daadwerkelijke nootmuskaatpitten gesorteerd. Voor de lange zeereis worden de nootmuskaatpitten in een bad van ongebluste kalk en zoutwater gelegd om insectenvraat en ontkieming te voorkomen.
Nootmuskaatduiven
Pas in 1769 slaagt de Franse botanicus Pierre Poivre (17119-1786) er in om een aantal nootmuskaat-bloeddiamanten mee te smokkelen uit de Molukken. Deze zaailingen, die hij opkweekt op Mauritius en Réunion, waren het begin van het einde van het handelsmonopolie van de VOC.
Maar de Hollanders hadden naast Franse en Engelse smokkelaars ook te maken met gevederde dieven. Rumphius maakt melding van een soort ‘blaauwe wilde duiven, by de Bandanezen Falor genaamt’ die verzot zijn op de foelie van muskaatnoten. Terwijl deze muskaatduiven zich tegoed doen aan de zaadrok slikken zij vaak het nootje in zijn geheel in. Zo liften de zaden mee in het spijsverteringskanaal van deze vogels om op een andere plek te worden uitgepoept.
Tot grote ergernis van de VOC hadden deze vogels letterlijk schijt aan het handelsmonopolie van de Hollanders. De dispersie van nootmuskaat-zaden door vogels wordt tegenwoordig ornithochorie genoemd. Alfred Russel Wallace (1823-1913) beschrijft in zijn beroemde werk The Malay Archipelago (1869) dat muskaatduiven een voorname rol spelen in de verspreiding van de muskaatbomen in de Molukse archipel.
Georg Everhard Rumphius (1627-1702) was een Duits militair, architect, geograaf en koopman. Hij geniet vooral faam voor zijn werk als botanicus faam. Hij verbleef 49 jaar op Ambon en is de auteur van Het Amboinsche kruidboek.
Norbert Peeters is filosoof en archeoloog. In 2016 werd zijn boek Botanische Revolutie, de plantenleer van Darwin genomineerd voor de Jan Wolkers-prijs.
GroenVandaag en Hortus botanicus Leiden hebben in 2017 een exclusieve samenwerking. Hortus Leiden zal een vaste rubriek op GroenVandaag verzorgen, waarin wetenswaardigheden over bloemen & planten uit Azië centraal staan. Dit in het kader van de tentoonstelling die dit jaar in Hortus botanicus Leiden te zien is. Dit is de derde aflevering. Zie ook Peeters andere bijdragen over de kroonjuwelen uit Azië
[Intro-foto: rgb stock, Gesinek, Gesine Kuhlmann
Overige beelden: Hortus botanicus Leiden.]